Als ik er weer aan denk kan ik er bijna weer om huilen.
Hoe kon ik zo dom zijn? Hoe kon ik zo naïef zijn?
Het was alsof ik lui was en ondankbaar. Alsof het me niet kon schelen hoe het verder met ze zou gaan.
Tot ik opeens bedacht dat zij daar weliswaar met lotgenoten zaten, maar op dat moment niet bediend werden met een ‘natje en een droogje’.
En ik bedacht dat ik – op het moment dat ik dat bedacht – hen dat ook niet kon geven omdat ik moest werken en ik de rest van de week ook eigenlijk niet meer bij ze zou zijn.
In lichte paniek vroeg ik daarom of mijn moeder kans zag bij ze te gaan kijken en ze te verzorgen, zo nodig op te peppen en desnoods te ‘reanimeren’.
De afspraak werd dat ze zou appen als ze er geen tijd voor had gehad, dan zou ik die dag ná mijn werk alsnog zelf naar ze toe gaan.
Dat er dan kans was dat er iets ‘vies’ zou worden in mijn woning doordat ik mijn ‘werkkleding’ aan had, moest ik dan maar voor lief nemen.
Alles zodat ze het zouden redden en duidelijk werd dat ik ze niet kwijt wilde en juist zo blij met ze was.
Het bleek dat ze inderdaad meer dood dan levend waren maar mijn moeder had ze vocht toegediend en verzekerde me dat ze er weer bovenop zouden komen.
De volgende dag moest ik dat tóch even checken en zou ik ze zeggen dat ik er spijt van had en ze nooit meer zal vergeten.
Ik kwam binnen in mijn woning en zag ze al gauw. Mijn moeder had gelijk.
Buiten op mijn balkon stonden mijn viooltjes weer vrolijk rechtop.
Vrolijk ging ik, nadat ik toch écht had gezegd dat het me speet (het zijn ook levende wezens), weer naar mijn moeder.
Het goede nieuws vertellen…
Reactie plaatsen
Reacties