Soms voel ik me op het werk een beetje als ‘een kat in het nauw’. En net zoals zo’n kat maak ik dan ook rare sprongen.
Dan ben ik opeens Oost-Indisch doof óf opeens héél druk.
Dan ga ik bijvoorbeeld net iemand van de mensen op de groep helpen met aan – uit – of omkleden.
Óf ik ben al op mijn hoede voordat ik me zo kan gaan voelen en probeer mijn collega’s te overtuigen dat er meerdere wegen zijn die naar Rome leiden. Want vaak vraag ik me af of het zó belangrijk is.
Soms nemen we dan ‘een andere weg’, een andere keer voeren zij de desbetreffende taak uit zodat ik er mooi onderuit kan komen.
Maar er zijn momenten dat de schrik er opeens in zit en ik de pineut ben.
Dan sta ik op de meest strategische plek of was ik de ‘gelukkige’ om te constateren dat we het met een schriftelijk berichtje niet af kunnen.
Dan moet ik de telefoon opnemen of zelf iemand bellen.
Ik krijg het dan steeds warmer, pak de telefoon en ‘sprint’ naar het verwarmingshok in de gang, zogenaamd omdat ik anders niet zoveel hoor en me niet kan concentreren.
Dat ‘niet zoveel kunnen horen’ is eigenlijk niet eens gelogen. Het komt alleen niet door de geluiden op de groep, maar doordat ik die telefoon écht niet tegen mijn oor ga houden.
Sterker nog, ik hou die telefoon zo ver mogelijk bij mijn hoofd vandaan, want stel dat mijn haar uitsteekt en dat tegen die ‘vieze’ telefoon aan gaat.
Het is soms lastig, maar als ik tijdens het bellen wat harder praat en me schuil hou in het verwarmingshok komt het meestal wel goed.
Mijn collega’s weten inmiddels mijn ‘belroutine’ maar wat ze ervan vinden weet ik niet.
Misschien vinden ze het gek, maar de échte reden krijgen ze niet te weten. Wat ze wél weten is dat ik niet zo snel bel.
Is het nodig en ben ik wat twijfelachtig, dan vragen zij vaak of zij even zullen bellen. Vaak neem ik dat aanbod graag aan. Maar soms vind ik dat ik het zelf moet doen.
Heb ik dan gebeld waarbij de boodschap goed overkwam, dan was dat weer een overwinning.
Zijn daarbij mijn haar en gezicht niet ‘vies’ geworden, dan voelt het – ook al weet ik hoe slecht die beïnvloeding van de smetvrees ook ik – tóch nog iets beter.
Is er wel iets vies geworden, dan haal ik diep adem en ben ik dankbaar voor het hebben van een douche…
Reactie plaatsen
Reacties